Danny Steggerda

Tijdens de stripdagen in Haarlem van 3 tot en met 12 juni 2016 lees ik in de Volkskrant een korte recensie van Joost Pollman over het “outsider-stripboek” van Danny Steggerda (1971). (noot 1) Hij schrijft: “Steggerda publiceert een geïllustreerd dagboek, waarin hij een zeer eerlijk zelfportret schetst. ‘Ik ben onzeker, ik ben een hazewind, ik ben een berkenboom’”. Nieuwsgierig geworden, ga ik in Den Haag op zoek naar deze Haagse kunstenaar.
Het begin
Donkere wolken pakken zich samen boven het bosrijke Park Sorghvliet in Den Haag. Hier wil striptekenaar Danny Steggerda het gesprek voeren. We gaan zitten op een bankje onder de bomen, waar de takken zwaar zijn van de morgenregen. Ik vraag me ernstig af waar we kunnen schuilen als het weer losbarst. Steggerda maakt zich er niet druk om, dit is zijn lievelingsplek. Hier vertoeft hij dagelijks. Hij zet de plastic tassen met zijn beeldend werk naast zich neer en zegt “Laat ik bij het begin beginnen. Ik kom uit een warm gezin, mijn vader is kunstenaar en mijn moeder werkt graag met textiel en studeerde Russisch. Materiaal om te tekenen en schilderen was altijd voorhanden. Dat was makkelijk, want ik tekende al vroeg. Als kind bezocht ik met veel plezier de vrije school. Daarna studeerde ik typografie en grafiek aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag. Later ontdekte ik hier ook de Grafische Werkplaats ’Prints’, waar mijn etsen zijn ontstaan. Na enkele baantjes werd ik aangesteld bij de facilitaire dienst in het Rudolf Steiner verpleeghuis’’.
Passie voor strips
Vanaf de Noordzee trekt een bleek licht over het park. Tussen de wolken door piepen de eerste zonnestralen. Danny Steggerda reageert verheugd, “Ha, de zon!”. Hij vervolgt zijn verhaal “Ik tekende al strips op mijn elfde jaar, las veel stripboeken zoals Eric de Noorman, Heer Bommel en de poes en vele andere. Na de academie had ik meer tijd om te tekenen en maakte ik jeugdherinneringen in de vorm van sprookjes. Ze beschrijven Iwan, een koningszoon die op een dag de paleistuin van zijn vader ontdekt en naar binnen stapt. Hij ontmoet AEloor, de paarse tovenaar en samen beleven ze veel avonturen. Alle sprookjes spelen zich af in dit park. Omdat ik mijn verhalen aan anderen wilde laten lezen, gaf ik het kwartaalblad ‘De Lier’ uit. Dit stripblad stuurde ik in 1997 op naar de striptekenares Maaike Hartjes (noot 2). Er ontstond een korte briefwisseling in de vorm van striptekeningen. In 2002 begon ik een stripdagboek te tekenen omdat ik, door het werk van Maaike Hartjes en Barbara Stok in Nederland en dat van Julie Doucet uit Amerika, zag dat het met strips mogelijk was. Voorzichtig begon ik, eerst een beetje onbeholpen, elke dag een anekdote te tekenen. Daarna had ik het te druk, te veel prikkels, en raakte ik oververmoeid, waarbij werkelijkheid en dromen door elkaar begonnen te lopen”.
Danny’s dagboek
In 1999 wordt de diagnose schizo-frenie vastgesteld. Een onrustige tijd breekt aan en vanaf 2006 schrijft en tekent Danny vier jaar lang de gebeurtenissen rondom de hulpver-lening op. “Het stripdagboek”, zegt hij, “was geen vooropgezet plan, maar een spontane actie. Zo kon ik mijn gedachten onderzoeken en de andere dag weer herlezen. Het was pure navelstaarderij”. Op de voorkant van het boek staat een fascinerende zwart-witte inkttekening die vragen oproept. Het oog valt meteen op een man in het zwart die duidelijk contrasteert met de tientallen witte, schimmige figuren die hem omgeven. Zij hebben contact met elkaar of lijken op weg te zijn naar elders. De man, diep in gedachten, loopt met zijn handen nonchalant in zijn jaszakken. Pet op, stevige wandelschoenen aan. Hij heeft duidelijk de wind in de rug; zijn geruite das wappert voor hem uit. Een vrouw kijkt zijn richting uit en probeert tevergeefs contact te maken. Bij het openslaan van het dagboek springen de belangrijkste personages direct in het oog; als een overzicht van ‘wie is wie?’. Geschreven met watervaste inkt komt het verhaal in tekstballonnen voorbij: compleet met alle sores, het doorzettings-vermogen en de humor van de maker. Niets blijft onverbloemd: de angst, de strijd tegen stigmatisering, -vervelende buurvrouwen, het ver-langen naar een vriendin, de chaos in het hoofd en het loslaten van ouders. Hoe komt het dat Danny zichzelf zo bloot geeft in zijn strips? De tekenaar hoeft er niet lang over na te denken en zegt “Openheid ben ik aan de kunst verplicht”.
De uitdrukkingen van emoties zijn opvallend goed weergegeven in zijn stripfiguren. Met vaardige hand tekent hij zijn personages in het -alledaagse getob en tegelijkertijd in humoristische situaties. Dat laatste geeft het verhaal wat lucht. Lachwekkend is de strip waarin de vervelende buurvrouwen een reprimande krijgen na de melding die Danny bij de politie heeft gedaan. In de tekstballonnen is te lezen “Gna gna, zo! die zijn teruggefloten”. Daarnaast zien we een zelfverzekerde Danny met de handen in de zij en een gezicht dat uitdrukt “Wie doet me wat!”. De tekening zonder stripballon, met een klein stripfiguurtje zittend op de wortels van een immens oude boom in het park, treft mij door de sterke uitdrukkingskracht van eenzaamheid. Het doet me direct denken aan het kosmische gevoel en de weemoed in de kunst, zo tegen het eind van de achttiende eeuw. Ook als Steggerda in 2008 een crisis doormaakt, blijft hij zonder schroom zijn gedachten op papier zetten. “Achteraf is het mijn manier geweest er sterker uit te komen, grenzen aan te geven en op te komen voor mijzelf. Mijn droom was een stripboek of tijdschrift uit te geven en dat is gelukt.”
Inspiratiebron
Voor Park Sorghvliet, waarvan een deel ooit eigendom was van Jacob Cats (1577-1660), hebben bezoekers een jaarkaart nodig. Daarom is het er niet druk. Ook deze ochtend valt de serene stilte op. Danny steekt een sigaret op en zegt “De natuur geeft mij rust en dit park is voor mij een inspiratiebron”. Regelmatig zie je Danny dan ook in zijn stripdagboek door de poort het park in- en uit-lopen. Ook besteedt hij aandacht aan de seizoenen: het uitkomen van lentebloemen, ijsglinsters op bladeren en onverwachte doorkijkjes. ”Mijn voorliefde gaat uit naar strips tekenen, maar de natuur daagt mij iedere keer uit de strijd aan te gaan, om te schilderen naar waarneming. Er is zoveel te zien in de natuur. Ik schilder met olieverf, aquarel en ik maak etsen.” “Toen het niet goed ging met mij”, lacht Danny Steggerda, “dacht ik op een gegeven moment dat ik net zo goed kon schilderen als Van Gogh. Het voelde prettig en vrolijk. De galeriehouder zette mij weer terug in de werkelijkheid. Hij wilde het schilderij niet en zei ‘Je hebt twee oren’. Ik heb er een mooie strip over gemaakt. Momenteel ben ik huistekenaar en gastheer bij ‘De Regisseur’, een initiatief van Stichting Anton Constandse; een soort buurthuis waar mensen met talent kunnen werken aan hun herstel. Be-geleidster Annebel Brückel heeft mij enorm geïnspireerd”.
Bokking
Er valt een warme deken over het park, het gras is opgedroogd en de bijen halen zoemend nectar en stuifmeel uit de bloemen. Twee hoveniers verlaten het park. Het is lunchtijd. Het is ook tijd om afscheid te nemen van Danny Steggerda, de striptekenaar die de moed heeft gehad zijn auto-biografisch verhaal aan de buitenwereld te laten lezen. Hij is blij met de geneeskrachtige werking die het hem gegeven heeft en kan nu weer genieten van zomaar een bokking kopen en die aan het strand opeten en de dag nemen, zoals die zich voordoet. Steggerda de striptekenaar heeft ons vast nog heel veel te vertellen in woord en beeld.
---
Tekst: Phia Verstraete
1. ‘Danny’s Dagboek 2006-2010’, isbn 9789078761518, Uitgeverij Tobi Vroegh
2. Maaike Hartjes (1972) is sinds de jaren negentig een belangrijke vertegenwoordiger van de generatie vrouwelijke autobiografische stripmakers in Nederland.
dannysteggerda.nl
tobivroegh.nl
< terug